Jezus wordt door Johannes gedoopt.
13 Toen kwam Jezus vanuit Galilea naar de Jordaan. Hij kwam bij Johannes om door hem gedoopt te worden. 14 Maar Johannes wilde hem tegenhouden en zei: ‘Waarom bent u bij mij gekomen? Ik zou juist door u gedoopt moeten worden!’ 15 Jezus zei: ‘Toch moet je het doen, want wij moeten alles doen wat God van ons vraagt.’ Toen deed Johannes wat Jezus vroeg. 16 Jezus werd gedoopt. Zodra hij weer uit het water kwam, ging de hemel open. Jezus zag dat de Geest van God naar hem toe kwam in de vorm van een duif. 17 En Gods stem klonk uit de hemel: ‘Hij alleen is mijn Zoon. Mijn liefde voor hem is groot.’
De kamerling uit het Morenland.
34 En de kamerling antwoordde, en zeide tot : Ik vraag u, van wie zegt de dit? Van zichzelf of van iemand anders? 35 En opende zijn mond, en uitgaande van dat schriftwoord, predikte hij hem . 36 En terwijl zij onderweg waren, kwamen zij bij een water, en de kamerling zeide: Zie, daar is water; wat is ertegen, dat ik word? 37 En hij zeide: Indien gij van ganser harte gelooft, is het geoorloofd. En hij antwoordde en zeide: Ik geloof, dat de is. 38 En en beiden daalden af in het water, zowel als de kamerling, en hij hem.